Dimensies in de natuur

De afstanden in het heelal strekken zich uit van enkele honderdduizenden kilometers naar de maan, tot vele miljarden lichtjaren naar de grens van ons waarnemingsvermogen. En evenals afstanden zijn ook afmetingen in het heelal vaak astronomisch groot. Waarom zijn sommige sterren honderdmaal zo klein als de zon en andere duizendmaal zo groot? Hoe kan de planeet Mars, die maar half zo groot is als de aarde, een vulkaan hebben die wel driemaal zo hoog is als de Mount Everest? Wat zijn de grootste structuren in de kosmos en hoe konden die ontstaan uit miscroscopisch kleine dichtheidsvariaties vlak na de Oerknal? En... hoe groot is het heelal zelf eigenlijk?

Net als de objecten in het heelal zijn ook levende wezens onderworpen aan de wetten der natuurkunde, en die pakken anders uit voor grote dan voor kleine levende wezens. Kan een wezen ter grootte van een mier een 'cultuur' hebben als de mens? En een dier zo groot als een mammoet? Zijn grote dieren ook intelligenter omdat ze grotere hersens hebben? Kunnen insekten werkelijk niet groter worden? En waarom zijn er geen landdieren zo groot als de blauwe vinvis? Kunnen olifanten trouwens harder lopen dan konijnen? En waarom kan een vlieg over het plafond lopen? Wat bepaalt eigenlijk hoe klein een levend wezen kan zijn?

Op deze en talrijke andere vragen die verband houden met oorzaken en gevolgen van schaalverschillen, zowel in de kosmos als in de biosfeer, probeert dit boek een antwoord te geven.